Van mijn cursisten krijg ik regelmatig de vraag hoe de belichtingsmeter nu eigenlijk precies werkt. Ik gebruik een losse in mijn studio om het flitslicht te meten en op reportage maak ik gebruik van de belichtingsmeter in de camera. De term belichtingsmeter zal niet iedereen bekend zijn, vooral de fotograaf die alleen met zijn of haar mobiel fotografeert of filmt zal denken “waar hebben ze het over…”, maar zelfs in je mobiel zit een belichtingsmeter.
Lees ook even mijn blog over belichtingscompensatie Romantiek bij zonsondergang.
De losse belichtingsmeter heeft twee mogelijkheden om licht te meten. Deze kan opvallend licht meten en reflecterend licht. De termen zullen duidelijk zijn, maar voor de zekerheid zie je hieronder een afbeelding ter illustratie.Wanneer je met je losse belichtingsmeter meet, doe je dat eigenlijk altijd met opvallend licht. Zo voorkom je fouten, een donker oppervlak reflecteert minder licht dan een wit oppervlak. Het licht gemeten voordat het op het oppervlak valt (opvallend lichtmeting) is daarom altijd correct gemeten.
In het geval je de camera het werk laat doen, gebruik je de belichtingsmeter van de camera en die meet altijd reflecterend licht, daarom zal je in sommige gevallen de belichting zelf bij moeten stellen. Dat komt omdat de belichtingsmeter die reflecterend licht meet, dit terugrekend naar het gemiddelde tussen zwart en wit = grijs. Bij meervlaksmeting zal dit meestal goed gaan. Tenzij je iemand in een wit sneeuwlandschap fotografeert, in die situatie zal de camera standaard onderbelichten en daarom zien foto’s van je wintersportvakantie er vaak grijzig/blauw uit, in dat geval dus altijd overbelichten.
TIP: Probeer altijd met de camera mee te denken. Zie afbeelding.
Nu gaan we de studio in met de belichtingsmeter. Veel cursisten vinden het ingewikkeld om het licht te meten met de losse belichtingsmeter, maar eigenlijk is het heel eenvoudig. We gaan bij fotografie uit van de belichtingswaarde die bestaat uit: diafragma, sluitertijd en iso-waarde. Zet eerst je lampen neer in de opstelling die je wilt gaan gebruiken, staat alles naar je zin?
Pak dan de meter erbij en stel in:
- De iso-waarde in op ISO 100
- De standaard flistsynchronisatietijd is 1/125 sec. Dit stellen we ook in op de meter.
Voor het diafragma gaan we even uit van een standaard portret met diafragma f8 deze waarde moeten we dus te zien krijgen op de meter als we het flitslicht activeren.
Zit je er boven, meet de belichtingsmeter bijvoorbeeld f16 dan stel je de lampen naar beneden bij (=minder licht). Zit je er onder, bijvoorbeeld f5.6 of lager, dan stel je de lampen naar boven bij (=meer licht). De belichtingsmeter meet tot op een tiende nauwkeurig, dit kun je afronden naar beneden of naar boven of een tussenwaarde op de camera instellen.
Let op! Het licht meet je zo dicht mogelijk bij het gezicht van het model. Naarmate de afstand tot de lichtbron groter wordt, neemt de lichtsterkte af. Dat is de reden waarom je lampen op je achtergrond zet als je wilt dat deze spierwit wordt. Vervolgens ga je het licht dat je op de achtergrond zet ook nog 1 stop of maximaal 2 stops overbelichten.
Welke waarde meet je dan op de meter als je het flitslicht meet en je hebt voor het model f8 ingesteld?
Precies! F11!
Want als je met f11 zou fotograferen heb je een kleinere diafragma-opening en daarom meer licht nodig, maar omdat je met f8 fotografeert (= grotere diafragma-opening dan f11) heb je op de achtergrond meer licht dan nodig is, waardoor de achtergrond mooi wit wordt.
TIP: voor een goed uitgelichte egaal witte achtergrond gebruik je 2 lampen, links en rechts, op de achtergrond.